Ik ontdek dus deze wet in mij: als ik het goede wil doen, is het kwade dicht bij mij.
Romeinen 7 vers 21
Het kwade waarvan hier sprake is, is de slechtheid van onze oude natuur. In de eerste hoofdstukken van de Romeinenbrief worden we onderwezen over de vergeving van de zonden. Wat christenen echter soms zo ongelukkig maakt, is de werkzaamheid van onze zondige natuur; we kunnen onszelf daarvan niet bevrijden.
We mogen blijmoedig geloven dat God onze zondige daden, woorden en gedachten door het bloed van Christus heeft weggedaan. Ze zíjn ons vergeven!
Omdat we echter elke keer weer zondigen, worden we er met de neus op gedrukt dat onze oude, zondige natuur nog in ons is, hoezeer we die ook verafschuwen. Dat kan ons enorm terneerdrukken.
We mogen leren dat God ook onze oude natuur, de zonde, op Golgotha heeft veroordeeld. De Heere Jezus is immers tot zonde gemaakt. We mogen ons voor die zondige natuur dood houden. De Heilige Geest wil ons de kracht daartoe geven. Omdat Christus ook voor de zondige natuur het zoenoffer heeft gebracht, is er voor hen die geloven, geen veroordeling meer.