Het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden dat zij baren zou, en zij baarde haar eerstgeboren Zoon, wikkelde Hem in doeken en legde Hem in de kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg.
Lukas 2 vers 6 en 7
Gods Zoon deed Zijn intrede in Zijn eigen schepping, maar was niet welkom. Was het een ‘toevallige’ samenloop van omstandigheden dat de herberg vol was? Het kenmerkte in ieder geval de houding van de mensheid: ze hoefden de Zaligmaker niet!
Maria legde haar Zoon in een kribbe, mogelijk bij een voederplaats van de dieren, ergens buitenaf. Had niet ook dat een symbolische betekenis? Wie is het ware Voedsel voor de mensen? Wie is het Brood des levens? Het is onze Heere Jezus Christus, onze Heiland!
Hij lag daar, in doeken gewikkeld. Die doeken spreken van de liefdevolle zorg van Maria voor de pasgeboren Baby. Raakt dat ons niet? De Zoon van God, de Schepper van hemel en aarde, nam vrijwillig de plaats in van een hulpeloos kind, van een zuigeling die is overgeleverd aan de verzorging door z’n moeder. Wat een grootheid zien we in deze zelfvernedering!