Zij probeerden Hem te grijpen, maar zij waren bevreesd voor de menigten, omdat die Hem voor een profeet hielden.
Mattheüs 21 vers 46
Het volk was getuige geweest van de wonderen van de Heere Jezus. De mensen hadden Zijn liefde ervaren en Hem horen spreken. De oudsten en de hogepriester waren jaloers en vol haat tegen Hem. Ze hadden Hem graag gegrepen en omgebracht, maar waren bang voor het volk.
Toen drong tot de mensen door dat de Heere Jezus een innerlijke verandering van hen verwachtte, opdat ze het koninkrijk van God binnen konden gaan. Daardoor veranderden ze van gedachten. De uiterlijke zegen van Christus namen ze graag in ontvangst, maar een ommekeer in hun hart? Een afscheid van de zonde? Een leven in gerechtigheid? Nee, dat wilden ze niet.
Het kostte de leiders daarom niet veel moeite om een korte tijd later het hele volk op te zetten tegen de Messias. Opgezweept schreeuwden ze voor de stadhouder Pilatus om Zijn dood. Ze wilden Hem zien hangen aan een kruis! – Zó behandelde de mens de Enige Die hem kon verlossen. Om zúlke mensen te verlossen, stierf Hij!