Of een boom naar het zuiden valt of naar het noorden, op de plaats waar de boom valt, daar blijft hij liggen.
Prediker 11 vers 3
Dit begrijpelijke beeld uit de natuur laat zien: op het moment dat een mens over de drempel van de eeuwigheid stapt, dus als hij sterft, is zijn lot besloten. Onherroepelijk.
Het verhaal van de rijke man en de arme Lazarus onderstreept dat. Beiden stierven. In het hiernamaals waren ze gescheiden door een diepe kloof. De arme man bevond zich bij Abraham – en was dus in werkelijkheid rijk. De rijke was in de plaats van kwelling en het vuur; híj was in werkelijkheid arm en beklagenswaardig. De kloof tussen die beide plaatsen is niet te overbruggen.
De Heere Jezus wilde met dit verhaal duidelijk maken dat de genadetijd voor een mens eindigt als hij sterft. Daarna kan hij zich niet meer bekeren. Er is dan geen mogelijkheid meer om genade te ontvangen.
Daarom roept God de mensen op hun bekering niet uit te stellen, maar vandaag tot de Heiland te komen. Nu is het de dag van het heil, nu is het mogelijk redding en zegen te ontvangen, door het geloof.