Simon Petrus dan kwam en volgde hem, en ging het graf wel binnen en zag de doeken liggen. En de zweetdoek, die op Zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de doeken liggen maar afzonderlijk, opgerold, op een andere plaats.
Johannes 20 vers 6 en 7
Hoewel Petrus en Johannes het graf van de Heere Jezus leeg aantroffen, geloofden zij nog niet dat Hij was opgestaan.
De doeken waarin het lichaam van de Heiland was gewikkeld, lagen er; het lichaam zelf was weg. Eén ding viel in het bijzonder op: de zweetdoek lag op een aparte plek. Daardoor werd er de aandacht op gevestigd. En hij was opgerold. Dat betekende: het werk was af.
Een zweetdoek werd over het voorhoofd gebonden. Die verhinderde dat het zweet in de ogen liep. Maar het verzoeningswerk was voltooid. De Verlosser had aan het kruis geroepen: “Het is volbracht!”
De Heere Jezus was uit de dood opgewekt. Hij kon terugkeren naar Zijn God en Vader, naar de hemel. Daar kon Hij gaan zitten, in rust, in de wetenschap dat Hij alles had gedaan wat de Vader Hem had opgedragen.