Ter wille van U draag ik smaad, schande heeft mijn gezicht bedekt. een vreemde ben ik geworden voor mijn broeders, een onbekende voor de kinderen van mijn moeder.
Psalm 69 vers 8 en 9
In deze Psalm horen we profetisch de stem van onze Heere Jezus. Hij spreekt Zijn nood voor God uit.
Wat heeft de hoon van mensen Hem geraakt! De openlijke schande, de smaad als gevolg van Zijn trouwe getuigenis voor God heeft Hij diep gevoeld. Dat ging zó ver dat Hij ten slotte zei: “Smaad heeft mijn hart gebroken en ik ben zeer zwak; ik heb gewacht op medeleven, maar het is er niet, op troosters, maar ik heb ze niet gevonden” (vers 21).
Toen Hij aan het kruis hing en allen alleen maar spot en hoon voor Hem hadden, gingen deze woorden in vervulling.
Uit liefde tot God droeg Hij Zijn hele leven smaad. De mensen wilden Hem niet als Gods Zoon erkennen. De godsdienstige leiders beschuldigden Hem ervan dat Hij een zondaar was, een wetsovertreder, ja, een lasteraar. Hoe pijnlijk voor Hem Die volkomen zonder zonde was, Die de wet in alles heeft gehouden en alleen de wil van God deed!